Mirjam Kaijer
“Het zijn meestal de opvliegers die veel aandacht krijgen, maar het zijn maar al te vaak de psychische klachten die vrouwen totaal onderuithalen. En voor dat laatste is nog veel te weinig aandacht.” Dat zegt gynaecoloog Henk Oosterhof, jarenlang gynaecoloog in ziekenhuis Nij Smellinghe in Drachten. “Nog altijd is er geen gedegen onderzoek naar de overgang gedaan en we zoeken nog steeds naar de juiste manier om hormoongerelateerde problemen op te lossen.”
Legio vrouwen drijven ’s nachts letterlijk van ellende hun bed uit en belanden doordat de hormonen op hun gemoed werken met diagnoses als een angststoornis of een depressie in de psychiatrie. Vaak worden ze door hun huisarts met het label ‘burn-out’ of ‘depressief’ naar huis gestuurd en krijgen ze medicatie mee naar huis. Veel vrouwen voelen zich niet serieus genomen, want over de overgang wordt nog maar al te vaak lacherig gedaan. Er blijkt nog altijd veel onwetendheid over te bestaan.
Onnodig in de psychiatrie
Zo sprak ik bijvoorbeeld een enthousiaste psycholoog van achter in de twintig. Hij draagt een poloshirt, heeft een hip baardje en een zelfverzekerde uitstraling. Ik ben toevallig met hem in gesprek geraakt op een symposium en stel hem de vraag of hij in zijn praktijk wel eens vrouwen die depressief zijn en in de overgang zitten, langs krijgt. Een poosje geleden heb ik namelijk een artikel geschreven over deze doelgroep: een groep vrouwen die tijdens de overgang onnodig in de psychiatrie belandt, doordat ze niet de juiste diagnose krijgen. Ik heb zoveel reacties op die column gekregen dat ik nu een vervolgartikel schrijf. Mijn interesse voor dit onderwerp ontstond toen ik een paar jaar geleden bij voorlichtingsavonden over de overgang betrokken was. Ik denk dat het niet overdreven is, als ik zeg dat je alleen al in Noord-Holland met gemak een sporthalletje vol krijgt met vrouwen die met hun overgangsklachten naar huis zijn gestuurd met een consultje psycholoog, antidepressiva en soms nog een oxazepammetje of een slaappilletje toe. En zie daar nog maar eens af te komen.
Depressieve klachten
Maar dit is wat de jonge psycholoog zei: “Ja, het komt wel voor dat ik vrouwen in de overgang met depressieve klachten langs krijg.” “‘Wat is jouw visie daarop?” vraag ik nieuwsgierig. Hij kucht en zegt: “Je ziet vaak bij vrouwen boven de 45 dat ze moeite met deze levensfase hebben. Het verlies van schoonheid is één ding, deuren gaan minder makkelijk open, maar ook het ‘lege nest-syndroom’ moet je niet onderschatten”, zegt hij bevlogen. Hij neemt een slok van zijn koffie en kijkt me zelfverzekerd aan. “Veel vrouwen voelen zich niet meer nodig en gaan in die fase onderuit. Sommigen hebben dan antidepressiva nodig om weer in balans te komen.”
Niet van poppenstront
Het is even stil. Ik kijk naar de jonge psycholoog tegenover mij. Ook ik neem een slok van mijn koffie en buig iets naar voren. Ik zou willen zeggen: “Denk jij echt dat vrouwen die met alle gevolgen van negen maanden kinderen gedragen, bevallingen doorstaan – en het woord pijn is een understatement, geloof me – en als jongleurs multitasken, alle ballen in de lucht houden, hun gezin managen en daarnaast nog werken … dat die vrouwen van een paar rimpels, grijze sprieten en kinderen die uitvliegen, psychisch onderuitgaan?” Maar ik zeg niets. Het enige dat ik zeg is: “Vrouwen zijn niet van poppenstront hoor!” Het allerliefst had ik het woord ‘snotneus’ erachteraan willen zeggen, maar dan klink ik pas echt als een ouwe, verzuurde en truttige schooljuf … in de overgang.
Totaal onderuit
Ik vertel Henk Oosterhof over de psycholoog in deze column. “Ik ben niet eens geschokt”, zegt de gynaecoloog als ik hem vertel hoe er door sommige psychologen naar wordt gekeken. “Er had al lang meer onderzoek naar de overgang moeten worden gedaan, maar mannengeneeskunde voert nog steeds de boventoon.” Het feit dat een man dit zegt, maakt het niet persé geloofwaardiger. Het geeft wel aan dat ook de mannen, behalve de jonge psycholoog, onder ons het probleem signaleren en het dus niet alleen een ‘vrouwending’ is. Verder zei Oosterhof het volgende over de overgang: “Het zijn meestal de opvliegers die veel aandacht krijgen, maar het zijn maar al te vaak de psychische klachten die vrouwen totaal onderuithalen. En voor dat laatste is nog veel te weinig aandacht.”
Afgescheept met antidepressiva
“De meeste vrouwen met overgangsklachten die ik op mijn poli zie verschijnen, zijn gemiddeld 45 jaar”, vertelt Oosterhof. “Deze vrouwen horen doorgestuurd te worden naar een goede gynaecoloog. Het is in veel gevallen een kwestie van het weer in balans brengen van de hormonen en vaak voelen ze zich dan snel weer beter. Gemiddeld hebben vrouwen rond hun 52ste de laatste menstruatie, maar al jaren daarvoor, tijdens de zogeheten pre-overgang, kunnen er al veel ongemakken ontstaan. Dit gaat gepaard met lichamelijke, maar ook psychische klachten als gespannenheid, onzeker of nerveus zijn, een kort lontje hebben, depressief zijn of aan slapeloosheid lijden. En dit is een groot probleem, want als huisartsen of psychiaters dit niet juist inschatten, lopen deze vrouwen de kans dat zij worden afgescheept met antidepressiva; met alle gevolgen die dit dan weer heeft. Want na de antidepressiva volgt vaak een slaappilletje en ga zo maar door. Maar als je ze behandelt met hormoonpleisters of -pillen en de hormoonhuishouding weer in balans brengt, zie je deze vrouwen binnen een paar weken weer opknappen”, aldus de gynaecoloog.
Gebrek aan kennis
Het niet juist behandelen van overgangsproblemen, lijkt vooral te komen door een gebrek aan kennis. In 2002 is na een Amerikaanse studie naar hormonen grote weerstand tegen en angst voor hormoontherapie ontstaan. “Je zou er borstkanker van krijgen”, vult Oosterhof aan. “Ondanks dat de inzichten al lang zijn veranderd, is die angst voor borstkanker nog steeds aanwezig. Ook zijn artsen bang voor letselschadeadvocaten die de diagnose borstkanker verhalen op degene die de medicatie heeft voorgeschreven. Deze studie blijkt overigens al lang achterhaald, want bij hormoongebruikis er pas na vijf à zeven jaar een hele kleine verhoogde kans”, legt de gynaecoloog uit.
Artsen moeten alert zijn
“Hormoontherapie geeft in sommige gevallen juist bescherming tegen ziekten, zoals bij hart- en vaatziekten. Het is belangrijk dat vrouwen met psychische klachten op de juiste wijze worden behandeld. Gebeurt dat niet, dan belanden veel van deze vrouwen onterecht in de geestelijke gezondheidszorg. Bij de GGZ begint de bewustwording langzaam te komen, maar het is nog steeds te weinig. Zeker bij vrouwen die nooit psychische klachten hebben gehad, maar bij de overgang plotseling wél, moeten artsen zeer alert zijn.”
Grootste verzuim
Ook vrouwen die na een bevalling een postnatale depressie hebben gekregen, moeten na een zwangerschap, maar ook later in de overgang, met hormonen worden behandeld. “Vraag aan een vrouw maar eens of ze andere vrouwen zoals moeders, oma’s, tantes of vriendinnen kent die rond hun 48ste psychische klachten hebben gekregen. Dat zijn er heel veel. Ook wordt het grootste verzuim in deze leeftijdscategorie door psychische problemen veroorzaakt”, vertelt de gynaecoloog. “Deze vrouwen krijgen onterecht de sticker burn-out, depressief of overspannen opgeplakt.”
Calvinistisch
Het is jammer dat we in Nederland zo calvinistisch zijn; wij zeggen dat het bij het leven hoort. Maar als je een gebroken heup hebt, word je toch ook geholpen? In Nederland moeten vrouwen er maar mee leren omgaan, wat onnodig is naar mijn idee. Als de depressie en de geestelijke klachten hormoongerelateerd zijn, knappen de meeste vrouwen na twee à drie maanden hormoongebruik weer op. Ze worden minder depressief, de diepte gaat eruit. “Het is ongelooflijk dat er niet meer onderzoek naar de overgang wordt gedaan”, zegt Oosterhof spijtig. “Als het een mannenziekte was geweest, was dat allang gebeurd, maar we bedrijven in Nederland nog steeds mannengeneeskunde. De meeste gynaecologen zíjn ook mannen, maar daar begint gelukkig verandering in te komen. We zien steeds meer vrouwen in deze functie.”
Over de auteur
Mirjam Kaijer is een vooraanstaande stem in de roep om genderspecifieke zorg. Als journalist, columnist, oud-verpleegkundige en auteur van het boek “Ik ben geen man”, werkt ze aan het blootleggen en bestrijden van de genderparadox in de gezondheidszorg. Kaijer pleit voor het erkennen en adresseren van verschillen in gezondheidsuitkomsten tussen mannen en vrouwen, een gevolg van het feit dat de medische zorg in grote mate is afgestemd op mannen. Haar boek bouwt voort op het werk van cardiologen Janneke Wittekoek en Angela Maas, die aandacht hebben gevraagd voor de unieke manieren waarop hartaandoeningen zich bij vrouwen voordoen.
Kaijer’s persoonlijke ervaring met de medische wereld heeft haar motivatie en perspectief versterkt. Haar eigen zoektocht naar een juiste diagnose duurde tien jaar, gekenmerkt door talloze symptomen en misdiagnoses. Uiteindelijk werd ze correct gediagnosticeerd met primaire hyperparathyreoïdie (pHPT), een aandoening die twee keer zoveel vrouwen treft als mannen, na een ontmoeting met een vreemdeling op een forum. Ze reisde naar de VS voor een succesvolle operatie en maakte een volledig herstel.
Kaijer’s verhaal benadrukt het belang van aandacht voor genderspecifieke zorg en het herkennen van de verschillen in hoe ziektes zich manifesteren bij mannen en vrouwen. Haar werk en ervaringen zijn een krachtige oproep tot actie om de gezondheidszorg inclusiever en effectiever te maken voor iedereen.