Je BMI (Body Mass Index) is een maat die je iets kan vertellen over in hoeverre je gewicht een gezondheidsrisico vormt. We weten dat een verhoogd gewicht, en daarmee BMI, vaak samengaat met een verhoogde kans op ziekten als diabetes type 2, gewrichtsklachten, slaap apneu, depressie en hart- en vaatziekten.
Het BMI is slechts een maat en die kun je eigenlijk alleen interpreteren in het kader van het individu. Om een voorbeeld te geven: bij topsporters zal hun gespierde lijf vaak een hoger BMI aangeven. Maar bij hen is dat verhoogde BMI niet direct gerelateerd aan toegenomen gezondheidsrisico’s. Dat komt doordat een topsporter vaak een toename heeft van spiermassa, wat ook leidt tot een verhoogde BMI waarde.
BMI zegt lang niet alles
Er zijn dus beperkingen aan de algemene waarde die je kunt hechten aan het BMI. Je leeftijd, of je man of vrouw bent en hoeveel spiermassa je hebt; het heeft allemaal invloed. Ook zegt het BMI niets over wáár je vetmassa zit. Want we weten dat het gezondheidsrisico hoger is, als er een toename is van buikvet. En van dat buikvet gaat het met name om je viscerale vet, de hoeveelheid vet rond je organen. Daar hoort een beetje vet te zitten, omdat het als een ‘stootkussentje’ werkt. Maar als het viscerale vet is, is er ook sprake van meer risico op ziekten als diabetes type 2, gewrichtsklachten, slaap apneu, depressie en hart- en vaatziekten.
Buikomvang zegt meer
De omtrek van je middel zegt iets over de hoeveelheid buik vet die je hebt. Buik vet, in tegenstelling tot bijvoorbeeld vet op de heupen of in de armen, vergroot de kans op o.a. hart- en vaatziekten. Voor vrouwen geldt 80-88 cm als een verhoogde middelomtrek en >88 cm als een te hoge middelomtrek. Voor mannen geldt een middelomtrek van 94-102 cm als een verhoogde middelomtrek en >102 cm als een te hoge middelomtrek.
Heb ik een gezond vetpercentage?